Maria boodschap

Wanneer:
25 maart 2020 hele dag Europe/Amsterdam Tijdzone
2020-03-25T00:00:00+01:00
2020-03-26T00:00:00+01:00

 

25 maart: Maria boodschap

Een nieuwe lente

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze dag, negen maanden voor de geboorte van Jezus, herinnert aan de boodschap die Maria van een engel krijgt dat zij zwanger zal worden (25 december; Lucas 1, 1-38). Goddelijke liefde en barmhartigheid zullen zichtbaar worden in dat kind.

Op afbeeldingen wordt het verhaal heel vaak uitgebeeld, met kenmerkende elementen. Vaak leest Maria een boek, de bijbel als verhaal van God en mensen. De engel draagt dikwijls een tak met een witte lelie, nog met een verscholen bloemknop. Soms is een groene lenteboom te zien als verwijzing naar de levensboom en wordt Maria afgebeeld als een tweede Eva. Vaak is ook een duif te zien: Gods geest zal op Maria en haar kind rusten.

 

Maria boodschap, een lentegedicht

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar ’t midden van de dag,

in het midden van de rozen,

toen het geen winter meer

en nog geen zomer was,

zat in de schaduw van

haar wimpers zacht te blozen,

over een open blad,

de reine Maagd – en las.

 

Haar kleed was verse sneeuw;

met duizend ogen staarde

de blauwe lucht door ‘t loof

naar zoveel zuiverheid;

en boven Haar was hoog

de hemel, – en de aarde

lag stil en ver in ’t licht,

als een gespreid tapijt.

 

Haar sluier, schemerblauw,

viel langs Haar wangen teder,

en om Haar schoudren op

Haar blote voeten neer

en langzaam over ’t blad,

woog als een engelveder

een blanke bloesemtwijg

zijn schaduw heen en weer.

 

Zij hoorde noch zij zag

de vogel die, verscholen

als uit een open bloem

voor Haar een wijsje floot,

maar diep gebogen en

Haar voeten in violen,

vernam zij God alleen

en wat het blad besloot:

 

De regens zijn voorbij,

de winter is verscheiden

en gulden regen loopt

langs rank en wijnstok uit;

het duifje lokt de duif

en tussen leliën weiden

en in de rozenhof

De bruid’gom en de bruid …

 

Naar ’t midden van de dag

In ’t midden van de rozen,

– als woei een verre geur,

een nieuwe lente aan –

hief zij verbaasd haar blik

en zag de Vlekkeloze

vóór haar, vol eerbied, de

Gezant des Hemels staan.

 

Die groette Haar en ging …

en zo mijn cel na regen

ontvangt een zonnestraal

door haar verhelderd glas,

ontving zij in haar schoot

toen wondervol een zegen,

toen het geen winter meer

en nog geen zomer was.

(Jaques Schreurs, Wierookgraan, Utrecht Spectrum, 1944)

 

Lang
nadat de engel was gegaan
stond Maria daar nog
diep verwonderd
 
In de bomen woonde
het licht
dat haar was overkomen.
(Corja Bekius)